Gea Koren brengt alle puzzelstukjes in haar werk bij elkaar
Gea Koren (1960) werkte in het onderwijs, de gehandicaptenzorg en bij de politie in een reeks uiteenlopende functies. Nu heeft ze haar eigen praktijk en begeleidt ze verandertrajecten met de inzet van de narratieve benadering en zelfsturend leren. Alle puzzelstukjes van een leven lang pionieren en ontwikkeling zijn bij elkaar gekomen.
Werkgelukszoekers
We leven steeds langer, maar hoe blijven we ook lang gelukkig? Welke rol speelt werk bij betekenisgeving? In deze serie lees je de persoonlijke verhalen van mensen die hierop hun eigen antwoord geven.
Waar kom je vandaan?
“Mijn broer Dick is zeven jaar jonger dan ik. Hij heeft een verstandelijke beperking en klassiek autisme. Ik had al oudere broers en voelde onmiddellijk na zijn geboorte dat hij anders was. Ik had me erg verheugd op een zusje en was in eerste instantie teleurgesteld. Maar toen ik hem zag, was het meteen goed.
Toen hij een jaar of vier was, werd helder dat hij niet meer zou leren praten. Ik was een vrij verlegen meisje, maar hij was voor mij een reden om op te staan. Ik fungeerde vaak als spreekbuis voor hem en nam het voor hem op.
Het werd de rode draad in mijn leven: ik geef mensen een stem. Ik keerde me altijd fel tegen onrecht en afwijzing. Ook mensen met een beperking tellen mee.
Jij moet advocaat worden, zei mijn vader vaak tegen mij. Ik haalde uitstekende resultaten voor de cito-test, maar de hoofdonderwijzer geloofde de goede uitslag niet. Ik sprak plat-Woerdens en kwam uit een gezin met een gehandicapt kind. Met die achtergrond kon je kennelijk niet slim zijn.
Na veel gedoe mocht ik uiteindelijk naar de mavo in plaats van naar het LHNO (huishoudschool, red). Maar ook daar was ik niet op mijn plek en werd van school gestuurd.
Later was er een decaan die zag die ik veel meer in mijn mars had en die me naar een school in Utrecht verwees. Daar kon ik de reguliere vakken op Havo-niveau volgen en allerlei creatieve vakken doen. Het ging het ineens veel beter met me. Als je openstaat voor bondgenoten kom je ze wel tegen.
Er was bij ons thuis veel onrust in het gezin. Ik kon mij goed afzonderen met een boek en leerde ondertussen goed waarnemen.
Daar heb ik in mijn vak nog steeds enorm veel aan. Waar reageerde Dick precies op? Wat was de aanleiding dat hij uit zijn dak ging?
Uiteindelijk werd mijn broer uit huis geplaatst. Als mijn moeder op bezoek ging bij hem, was ik er altijd bij.
Ik had veel verschillende banen en deed allerlei opleidingen. Het was altijd: eerst de ervaring en dan de bijbehorende studie.
Lange tijd heb ik met hart en ziel in verschillende functies in de gehandicaptenzorg gewerkt, waar we in de jaren negentig al pionierden met zelfsturende teams. Daar kwam ik ook terecht in het personeelswerk, waarbij ik de opleiding tot supervisie ging volgen.
Bij die opleiding zei een van de supervisors tegen mij dat ik bij de politie moest gaan werken. Dat leek me helemaal niets, want dat stond voor mij voor bureaucratie, ambtenarij en uniformen. Maar jij bent van het ontwikkelen, kreeg ik te horen. ‘Als jij iets niet kan, dan kijk je wat er wel kan’. Dat klopt, want dat leer je wel in de gehandicaptenzorg.
Als er een deur dicht gaat, zijn er nog duizend deuren open.
Zo kwam ik bij het KLPD in Driebergen terecht, waar ik na enige tijd geplaatst werd op de P & O- afdeling van de concerndienst. Bij deze stafdienst zat ik verder van het eigenlijke politiewerk af dan voorheen. Er werden meer spelletjes gespeeld en politiek bedreven, waar ik ook niet erg gelukkig van werd. Voor de zoveelste keer moest ik een notitie schrijven over leiderschap.
Ik carpoolde met mijn collega John Tamerus en was in een heel slecht humeur over die opdracht. Ze konden inmiddels vele kamers behangen met alle notities die hier al over geschreven waren, zei ik kwaad.
Als ik ooit iets schrijf over leiderschap, dan is het een boek. Want dan komt het tenminste in de boekhandel, raasde ik verder. Dat leek John onmiddellijk een goed idee.
We bundelden 101 werkverhalen in het boek dat de titel Zwarte koffie, sterke verhalen kreeg. Het boek bevat ook reflectievragen, zodat je van werkverhalen leerkansen maakt. Dat is nog steeds mijn motto.”
Waar sta je nu?
“Achteraf gezien is mijn eigen loopbaan ontstaan terwijl ik mijn roeping volgde om anderen een stem te geven. Dat deed ik door les te geven in de Nederlandse taal en door te spreken en te schrijven namens anderen. Ik wilde echter ook mensen in de positie brengen zelf stem te geven aan wie zij werkelijk zijn. Zo rolde ik via HRM-functies het vakgebied van coaching in.
Op dit moment heb ik mijn eigen coachpraktijk voor narratieve begeleiding, waarbij zelfsturend leren het centrale concept is. Je leert het meest van ervaringen van binnenuit. Ik heb inmiddels twee mastertitels, maar ik heb zelf het meest geleerd van de universiteit van het leven.
Mijn levensmotto is dan ook niet voor niets: ‘Ook de meester blijft leerling van het leven’.
Alle elementen komen in mijn praktijk bij elkaar, inclusief de poëzie en de sprookjes waarin zulke geweldige metaforen zitten. Sommigen kijken daar in eerste instantie raar tegenaan. Als ze mij kiezen, dan krijgen ze dit er bij. Nu ik bezig ben met professionals en hun eigen ontwikkeling, ben ik heel erg op mijn plek. Ik heb een creatieve en verhalende aanpak, werk met mensen en kan goed observeren.
Ik faciliteer mensen om hun eigen verhaal verder te laten ontwikkelen. Ik laat mensen zélf ontdekken wat bij hen past en de regie te nemen. Ik ben daarom toch maar geen advocaat voor andere mensen geworden, zoals mijn vader vroeger riep. Zelf heb ik ook geleerd meer voor mezelf te gaan staan. Ik heb best pittige dingen meegemaakt. Het leven is niet maakbaar, maar je kunt kijken welke mogelijkheden er wel zijn.
Het gaat erom welke betekenis je zelf aan je verhaal geeft en hoe je richting kunt geven aan jouw zelfverhaal.
Fusietrajecten of andere structuurveranderingen brengen niet de echte verandering in organisaties. Maar als je je in organisaties richt op wat de bedoeling is, dan willen mensen daar wel voor lopen. Het is leuk om dat in organisaties weer aan de gang te krijgen.
Het is heerlijk als mensen weer met plezier aan het werk gaan en doen waar ze ooit met hart en ziel voor gekozen hebben.”
Waar ga je naar toe?
“Dit is fantastisch mooi werk, omdat ik mensen verder kan helpen. Dat wil ik nog heel lang blijven doen. Als je leuk werk doet, zit er geen einddatum aan.
Met een pensioendatum ben ik dan ook absoluut niet bezig. Ik kan toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld door mensen vanuit verschillende perspectieven te laten kijken. Het helpt als ze die verbinding zien.
Acquisitie vind ik soms lastig, vooral als het gepaard gaat met offertetrajecten en aanbestedingen. Je moet ongelooflijk veel hoepels door en dan blijk je soms uiteindelijk toch niet in het profiel te passen.
Een basisinkomen zou ik mede daarom ideaal vinden. Dan kan ik me permitteren om niet mee te doen aan dat soort tijdverslindende offertetrajecten. Verder zou ik gewoon blijven doen wat ik al doe, los van de inkomsten.
Ook voor de vrijwilligers in de zorg is een basisinkomen heel belangrijk. Veel organisaties kunnen niet de gewenste kwaliteit leveren zonder vrijwilligers. En er is nog iets wat ik heel graag zou willen en waarvoor ik tot nu toe nog geen betaalde opdracht heb kunnen krijgen. Ik zie dat er in het leven van mensen als mijn broer Dick honderden begeleiders langskomen.
In het elektronisch cliëntendossier staat veel, maar zijn levensverhaal wordt niet beschreven.
Zo is hij gefascineerd door de bouw. Als er ergens bouw- of schildersmateriaal ligt, dan ziet hij dat onmiddellijk. Als iemand tegen hem zegt: ‘Jouw vader deed dat werk ook, Dick’, voelt hij zich enorm gezien. Als je weet wat zo’n beeld voor hem betekent, kun je de relatie leggen tussen wat buiten is en wat er van binnen speelt. Dan kun je niet volstaan met het beroep van de ouders te vermelden in het cliëntendossier.
Als de ouders van een cliënt overlijden, zijn de verhaaldragers vaak weg. Dat gaat me aan het hart, want de persoon zelf heeft nog tientallen jaren te leven.
Daarom wil ik heel graag professionals, familierelaties en vrijwilligers in de zorg begeleiden om deze levensverhalen op een professionele manier in kaart te brengen zodat verleden, heden en toekomst met elkaar worden verbonden. Zo kunnen ook nieuwe begeleiders met behulp van zo’n ‘herinneringsverhaal’ de bewoners beter leren kennen en begrijpen wat het contact helpt verbeteren.
Mensen een stem geven, dat is nog steeds mijn rode draad."
Meer informatie:
Gea Koren is co-auteur van diverse boeken:
- Zwarte koffie sterke verhalen, 101 politieverhalen 1001 leerkansen, met Maria Ratering en John Tamerus (2010, Vuyk & Co)
- Samen Smeden, werken met verhalen uit de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, met Maria Ratering (2012, SWP)
- Narratief Coachen, de kracht van het zelfverhaal, met Toos van Huijgevoort (2015, Boom Nelissen)