Waarom een goed verhaal ook heel klein kan zijn
Veel verhalen gaan over ontzagwekkende prestaties. Over mensen die het roer omgooien. Over ontdekkingen die de wereld veranderen. Of over iets anders dat voortreffelijk, groots en meeslepend is.
Als je zelf met storytelling wilt gaan werken, schrik je makkelijk terug als je niet zo'n verzameling grootse daden beschikbaar hebt. Het voelt alsof je eigen verhalen ‘simpel en klein’ zijn.
Die grote verhalen gaan vaak ook over grote woorden. Waarden, transities, reorganisatie, cultuurverandering, transparantie, tegenmacht....
Die woorden komen niet binnen.
We kunnen ons er simpelweg niets bij voorstellen. Nee, dan kleine woorden, simpele gebaren en concrete voorvallen. Hoe concreter, hoe meer het je kan raken.
Ik voelde het deze week bij het kusgebaar van André van Duin, helemaal aan het einde van zijn 4-mei-toespraak. Een klein gebaar kan zelfs een leven veranderen. Een begripvolle hand op iemands schouder bijvoorbeeld. Jaap Bressers beschrijft het in zijn verhaal over het Carlosmomentje.
Bressers heeft er zijn levenswerk van gemaakt.
Pas als je het voelt, kun je ook iets met de boodschap doen.
Het is dan ook niet een discussie over grote verhalen versus kleine of simpele verhalen. Het beste verhaal is namelijk een verhaal dat iets beroert bij die ander. Als een snaar die lang niet bespeeld is.
Zoek daarom niet naar grote verhalen, maar naar verhalen waar iets rommelt of schuurt. Een verhaal dat emoties oproept.
En dat is juist vaak iets heel specifieks.
Dat is ook heel goed zichtbaar in dit filmpje over een moedereend en haar kuikentjes.
Een medewerker van de dierenambulance transporteert de kuikentjes naar het water, moedereend waggelt er oplettend achteraan. Het is een jaarlijkse traditie bij het ziekenhuis waar dit verhaal zich afspeelt.
Simpeler kan het bijna niet. En toch raakt dit kleine verhaal, omdat het staat voor iets groots.