Sommige lezers bestuderen mijn teksten woord voor woord. Ze wegen alle metaforen op een schaaltje. Ze kijken hoe ik plakwoorden knutsel.
Een grondige manier om daaruit mijn aanpak te destilleren.
Veel korte zinnen, valt deze lezers op.
Klopt.
En dan nog iets: stellige uitspraken.
Die observatie klopt ook.
Ooit volgde ik lessen in recenseren bij een befaamde literatuurcriticus, tenminste in de vorige eeuw. Dat was W.A.M. de Moor, kortweg Wam.
Van deze leermeester leerde ik dat de lezer er helemaal niets aan heeft als je een beetje van dit vindt en een beetje van dat. Lezers willen gewoon weten of ze dat boek gaan lezen of die film willen bekijken.
Punt.
Gedub en getwijfel, daar hebben lezers geen fluit aan.
Ze willen weten waar de schrijver staat en of ze zich daarop af kunnen stemmen. En als ze je als schrijver vertrouwen, dan willen ze van jou een heldere richting.
Dat geldt ook voor veel andere genres, zoals blogs, columns en natuurlijk opinie-artikelen.
Sindsdien pas ik dat inzicht nauwgezet toe.
Toch ben ik helemaal niet zo stellig. Van mezelf dan.
Als een persoon zijn mening geeft, kan ik daarmee vaak volmondig instemmen. En als daarna een tweede persoon een hele andere visie geeft, zit ik ook te hummen.
Ik ben niet zwart-wit in mijn meningen.
En soms ook nogal inconsequent.
Toch laat ik in mijn teksten vooral de stelligheid doorklinken. En een andere keer kom ik daar dan - heel stellig - op terug.
Mijn manier om de wereld meer grijstinten te geven in plaats van uitsluitend zwart-wit.