Toen ik net ondernemer was, koesterde ik het plan om levensverhalen te schrijven. Als ik erover vertelde, kreeg ik steevast aanmoedigingen: wat een geweldig idee. In mijn binnenste brandde een hartstochtelijk vuurtje om dit idee uit te voeren. Ik had er zelfs mijn vaste baan voor opgezegd.
Heb je onlangs de documentaireserie Klassen gezien over gelijke kansen in het onderwijs? Dan heb je vast ook kennisgemaakt met Marjolein Moorman, de bevlogen Amsterdamse wethouder die gelijke kansen uitgeroepen heeft tot haar persoonlijke missie. Daarbij zet zij de kracht van verhalen in.
Er is een geheim bij storytelling, dat bijna niemand toepast. Terwijl je toehoorders of lezers dit echt nodig hebben om zich met jou te verbinden en de boodschap te onthouden.
Slaapverhalen vormen een heuse trend: podcasts en apps met slaapverhalen voor volwassenen maken een indrukwekkende opmars in het medialandschap.
“Mijn klanten willen helemaal geen verhalen. Mijn klanten willen feiten en cijfers.”
Een manager van een zorgorganisatie belde me op. “Ik wil dit bijzondere moment vangen”, vertelde ze. “Want we zitten door deze coronatijd in een grote verstoring. En juist deze verstoring hebben we kunnen aangrijpen om kwetsbare mensen te bereiken. Beter zelfs dan ooit.”
Nogal wat mensen worstelen met de vraag welke verhalen ze willen delen. Ze kennen wel verhalen, maar ze zien ook allerlei bezwaren opdoemen. Vooral als het om persoonlijke verhalen gaat.
In deze coronacrisis heeft storytelling veel te bieden. Bijvoorbeeld voor organisaties en ondernemers die ontdekken dat ze niet meer op de oude voet verder kunnen gaan. Ze gaan op zoek naar nieuw houvast.
Geen kampvuurgesprek meer, niet meer proeven hoe woorden vallen, veel minder directe interactie. Nu ontmoetingen grotendeels online plaatsvinden, moeten we in sneltreinvaart wennen aan andere omgangsvormen en hulpmiddelen. En dat geldt ook als je met verhalen werkt.
Geen rondje met namen en functies, geen check-in, niks. Bij een training die ik laatst volgde sloeg de trainer de voorstelronde helemaal over. Er waren zelfs geen naambordjes. En zo zat ik met twintig andere deelnemers in een zaaltje, zonder dat ik enig idee had met wie ik de trainingsdag ging doorbrengen.