Winsemius: beloon jezelf om uit de vaste patronen te breken

Creatief denken vereist dat je uit vaste patronen durft te breken. Daarbij helpt het om een beetje gek te zijn. Vandaar de uitspraak van meesterschaker Nigel Short waaraan Pieter Winsemius de titel ontleent voor zijn nieuwste boek:  Je hoeft niet gek te zijn om wereldkampioen te worden, maar het helpt wel.

De intrigerende titel doet Cruijffiaans aan, maar het nieuwste boek van Pieter Winsemius heeft dit keer niets met sport of de beroemde voetballer te maken. 

En tegelijkertijd ook wel, want Winsemius trekt in dit boek over creatief denken net als zijn eerdere boeken veel vergelijkingen met schaatsen, schaken en wielrennen. 

Creatief denken is namelijk ook een vorm van topsport. Het creatief proces komt niemand gemakkelijk aanwaaien, stelt Winsemius. Om tot grote ideeën te komen moet je uit vaste patronen weten te breken. Dat vereist tegennatuurlijk handelen.

> Kom los van je raamwerk

Allereerst moet je je bewust zijn van je eigen raamwerken, alle zekerheden waar jij je keuzes op baseert. Die moet je durven afbreken zodat je ruimte in je hoofd krijgt om naar andere oplossingen te zoeken. 

Je moet ook inefficiënt durven zijn, soms tijd verknoeien om nieuwe ideeën op te doen. Hoe creatief zijn leiders zelf eigenlijk? Winsemius (oud-minister, oud-partner bij McKinsey) is daar eerlijk over. Grote ideeën komen zelden van bovenaf, dus leiders zijn sterk afhankelijk van hun creatieve en autonoom denkende teamleden. 

Wie de leider is van een team of organisatie dient zich vooral te bekwamen in de strategische herkenning van belangrijke vondsten van anderen. Als leider dien je dus voldoende speelruimte te geven om ideeën de vrije loop te laten, zelfs als vrijwel niemand erin gelooft. 

Tegelijkertijd is het aan de manager om een idee niet eeuwig op de tekentafel te laten liggen, maar op een zeker moment ook daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. 

> Deel je inspiratie

Winsemius gaat in zijn boek diep in op de rolverdeling van leerlingen, gezellen en meesters in een organisatie. 

De belangrijkste taak van de meester is het overdragen van inspiratie en verleiding van anderen om mee te gaan in hun dromen. Zij moeten verhalenvertellers zijn die met hun eigen inzet als voorbeeld anderen begeesteren. 

De meeste mensen zijn best bereid tot creatieve inzet om die ideeën te leveren, als hun ‘bazen’ hen tenminste op juiste wijze de goede uitdaging voorleggen. Ook beschrijft hij dat toppers in grote organisaties alleen tot hoge prestaties komen als ze hun grens naderen zonder die te overschrijden. 

Toppers zijn geneigd om gegarandeerd succes te zoeken, wat geen prikkel is om buiten de vaste kaders te denken. Ze zijn bang om te verliezen wat ze tot nu toe hebben opgebouwd. 

Om toch tot vernieuwing te komen, dien je als leider de juiste positieve prikkels in te bouwen, zodat je op die momenten toch doorzet. Dat kan bijvoorbeeld met opbouwende feedback. Onzekere vernieuwers hebben richting, coaching en rugdekking nodig.

> Scherm je af voor teveel kritiek

Je wordt betaald om wat je wel kunt, dus vergeet maar wat je niet kunt en doe beter wat je wel kunt, zei een cursusleider ooit tegen hem. Dat was een gouden les. Deelnemers mochten alleen maar positief commentaar leveren. ‘Versterk je sterkte’ werd voor hem vervolgens een soort levensfilosofie. 

Door beter te doen waar je goed in bent verleg je je grenzen en geniet je van steeds nieuwe ontdekkingen. Je merkt dat je tot meer in staat bent dan je voor mogelijk had gehouden. 

Te veel mensen praten over falen als kansen om te leren, signaleert hij. Fouten zijn inderdaad onvermijdelijk als je onontgonnen gebied betreedt, dus reken erop dat het zo nu en dan de mist ingaat. Maar scherm je op kwetsbare momenten af voor kritiek van buiten.

> Geef burgers weer creatieve betrokkenheid

Het boek is een aaneenrijging van anekdotes en voorbeelden van grote denkers over intuïtie, creativiteit en leiderschap: onderhoudend maar niet urgent. 

Dat verandert bij het laatste hoofdstuk over maatschappelijke creativiteit, want hier wordt Winsemius ineens fel. Hoe bestaat het dat uitval uit het onderwijs, klimaatproblemen, jeugdzorg en andere urgente kwesties in tientallen jaren niet afdoende opgelost zijn, fulmineert hij. 

Als hoogopgeleid en welvarend land dienen we ons collectief te schamen, want er is een radicaal beter beleid nodig. Op dit punt in het boek is creatief denken niet vrijblijvend meer, maar een alomvattende noodzaak. Hij maakt zich vooral druk over het wantrouwen in de samenleving, gevoed doordat burgerbetrokkenheid veel te weinig inhoud heeft gekregen. 

Zo zijn de omwonenden van Schiphol keer op keer beloften gedaan, die vervolgens nooit nagekomen worden. Terecht dat de burgers zich ‘geschiphold’ voelen, zegt Winsemius. Het gaat er nu om de 'dichtslibbende kanalen voor creatieve betrokkenheid' van burgers weer open te maken. Wanneer frontlijnwerkers de ruimte en rugdekking krijgen is er veel mogelijk, verwacht hij.

> Wees een beetje gek

Het was een uitspraak van meesterschaker Nigel Short die Winsemius aan de titel hielp: Je hoeft niet gek te zijn om wereldkampioen te worden maar het helpt wel

We hebben ze nodig, zo blijkt uit Winsemius’ boek: de kampioenen met een rafelrandje om de ongetemde uitdagingen van de toekomst de baas te worden.   


 

Boekgegevens:

Je hoeft niet gek te zijn om wereldkampioen te worden maar het helpt wel door Pieter Winsemius. Uitgave Balans, 2017. Het boek is onder meer verkrijgbaar bij Managementboek.nl.