Woorden als waagstuk

De moeder aan de telefoon was boos en verdrietig tegelijk. En dat allemaal omdat ik enkele woorden had opgeschreven waarmee ik haar zoon ernstig tekort gedaan had. Onbedoeld had ik haar vreselijk gekwetst.

De aanleiding was mijn opgetogen reportage over een prachtige nieuwe zorginstelling. Om de doelgroep aan te duiden had ik twee woorden gebruikt, die toen tot de gewone woordenschat behoorden. 

Nu durf ik deze woorden nauwelijks meer op te schrijven, uit angst voor pek en veren. 

Okay, even vlug dan... Geestelijk gehandicapten.

Met de geest van haar zoon was niets mis, zei de vrouw gekwetst.

Sinds dit telefoontje - alweer vele jaren geleden - pas ik op mijn tellen. Eerst twee keer naar links kijken en een keer naar rechts voordat ik iets durf op te schrijven over weerloze mensen. En misschien is ook weerloos geen goede term...

Op eieren lopen, omdat je geen idee hebt waar je mensen mogelijk mee kwetst.

De docenten op de middelbare school van mijn kinderen gingen er ook de mist mee in. Halverwege het schooljaar trokken zij de conclusie dat een flink aantal leerlingen dat jaar de eindstreep niet zou halen. Om die urgentie duidelijk te maken hadden ze de scholieren opgedeeld in drie groepen: de goede leerlingen, de kansrijke groep en de kansarme groep.

De communicatie hierover bracht enorme opschudding teweeg. 

Een enkeling uit de kansarme groep ging als de wiedeweerga aan de slag om de cijfers te verbeteren. Maar de meesten konden er slechts cynische grapjes over maken. Ze waren toch al kansarm. Mijn leven is over, zeiden ze tegen elkaar. 

Ondanks de goede bedoelingen en extra bijspijker-uren ging hier eigenlijk alles fout. En dat terwijl dit niet eens een risicoschool was met werkelijk kwetsbare kinderen.

Ergens woorden aan geven vraagt om zorgvuldigheid.

Want woorden creëren de realiteit. Dat lijkt almaar ingewikkelder te worden. Alsof gevoelige tenen steeds lichtgeraakter worden. 

Laatst kon ik bij een opdracht voor een grote ambtelijke organisatie niet meer het woord risicogroep gebruiken. Door alle omzichtigheid was dit woord zo vaak toegepast, dat het in de uiteindelijke tekst leek alsof bijna iederéén in een achterstandspositie zat.

Woorden die het ongemak omzeilen voelen vaak kunstmatig aan.

Het is prettiger om te formuleren waar mensen wél bij horen in plaats van waar ze bij weg willen blijven. 

Daarom vind ik bicultureel een geslaagde poging voor mensen met een gemengde culturele achtergrond. Maar hoeveel generaties je bicultureel blijft? Geen idee. Met taal kun je ook het eenzame, buitengesloten of zielige karakter juist uitvergroten.

Door uitsluiting word je dan weer bijzonder.

Je staat even op een podium. In het Leidse Singelpark staat een boom die bijna aan zijn einde is. Verrassend genoeg is de stervende stronk officieel opgenomen in de bomenroute, compleet met een toelichting over de schimmels die de boom aangetast hebben.

Volgens het bordje heet de boom ‘stervende treurwilg’.

Nu is een treurwilg al droevig, maar een stervende helemaal. De boom draagt zijn lot. Hij is weerloos, maar niet onopgemerkt gebleven.