Achter dichte gordijntjes
Een ratelende postkoets met twee passagiers blijft maar rondjes rijden door de Franse stad Rouen. Het lijkt een eeuwigheid te duren.
Op geen enkele manier beschrijft de schrijver wat er precies gebeurt achter de gesloten gordijntjes van de koets. Toch weten lezers van dit boek genoeg. De twee inzittenden, Emma en Leon, zitten op de zacht beklede bankjes beslist geen duimen te draaien.
Het boek is Madame Bovary met het verhaal over de doktersvrouw die aan de banaliteit en leegheid van het provinciale leven probeert te ontsnappen. Het is de debuutroman van Gustave Flaubert.
Een enorme klapper, want Flaubert schreef meteen een van de belangrijkste romans uit de Westerse literatuurgeschiedenis.
Toch kon Flaubert niet zomaar zijn artistieke gang gaan.
Hij wist dat hij niets expliciet kon beschrijven. Dan zou hij namelijk direct de gevangenis in geworpen worden. Frankrijk was uiterst preuts in die dagen.
Evengoed zorgde het boek bij de publicatie in 1856 voor een groot schandaal. Flaubert werd aangeklaagd voor het boek wegens aantasting van de publieke en religieuze moraal en de goede zeden.
Intrigerend, want Flaubert suggereert alleen. Alles wat zich achter de gordijntjes afspeelt, gebeurt in de verbeelding van de lezer.
Wat je niet schrijft, doet er net zoveel toe als dat wat je wel schrijft.
Met woorden oefen je invloed uit. Of je nu ruimte geeft of inperkt, je geeft sturing aan de interpretatie. Ik merk het ook bij een groot project waar ik nu aan werk. Het draait allemaal om framing van de boodschap: is het glas halfvol of half leeg? Is er veerkracht of zijn er slachtoffers?
Afhankelijk van de gekozen invalshoek krijg je heel verschillende uitkomsten.
Ik ben benieuwd hoe jij dat doet in je (schrijf)werk. Open je de gordijnen en beschrijf je heel precies wat er aan de hand is? Of suggereer je liever, zodat je volop de ruimte geeft aan de verbeelding?