De allermooiste beginzin
De mooiste manier om een verhaal te beginnen vind ik een strofe waarin het hele verhaal al besloten zit. Gabriel García Marquez is daar een meester in. "Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs."
Zo luidt de eerste zin van zijn roman Honderd jaar eenzaamheid.
Wat er gebeurt tussen die verwachtingsvolle middag van een kind dat met zijn vader meegaat en het drama van het vuurpeloton, daar gaan de overige 428 pagina's over.
Uitgevers beweren dat ze na lezing van de eerste drie pagina's van het manuscript weten of een boek goed is of niet. De eerste scene dicteert de sfeer, de toon, de spanning en de geladenheid van het hele boek. Is de openingsscène te langdradig, is het hele verhaal eigenlijk verknoeid.
Ook lezers gaan vaak af op de eerste bladzijde. Aan de hand van allereerste zin kun je bepalen of je dit boek verder gaat lezen of weer terzijde schuift.
Hoe doe je dat dan, zo’n goede eerste zin schrijven?
Aan beginzinnen worden namelijk hoge eisen gesteld, die op het eerste gezicht bovendien nogal tegenstrijdig zijn.
De eerste zin moet direct iets verrassends hebben en zoveel vragen oproepen dat de lezer zich afvraagt: wat is hier aan de hand?
Tegelijkertijd moet de eerste zin genoeg aanknopingspunten bieden om de lezer rustig het verhaal in te leiden. Een openingszin waarbij je direct met de deur in huis valt lijkt zelfs helemaal niet te werken bij een boek. Het is beter om de openingsscène zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te houden en vooral niet te heftig van start te gaan.
Doe het dus niet zoals Samuel Goldwyn ooit adviseerde aan schrijvers van filmscripts: "Wat we nodig hebben voor een film is een verhaal dat met een aardbeving begint en dan geleidelijk naar een climax voert."
Begin nooit met een droom
Als schrijver mag je nóóit met een droom beginnen, luidt een andere schrijfregel. Een droom is namelijk zo vervreemdend, dat je daarmee de lezer niet op sleeptouw kunt nemen.
Bij ieder manuscript dat redacteur Jan Brokken onder ogen krijgt schrapt hij rigoureus de droom uit de openingsscène. "De droom mag dan de broodwinning van de therapeut zijn, hij is de armoede van de schrijver", schrijft hij in zijn boek De wil en de weg over het schrijven van romans en verhalen.
Maar ook dat is geen wet van Meden en Perzen.
Gerard Reve gebruikt een droom als openingsscène in De Avonden en dat boek is toch niet bepaald onopgemerkt gebleven in de Nederlandse literatuur. Gelukkig zijn er ook schrijfwetten die wel houvast bieden:
Een goede beginzin roept een raadsel op
Het zorgt voor onderhuidse spanning, zoals in bovengenoemde zin van Gabriel Garcia Marquez. Dat betekent dat je moet schaven en boetseren voordat je die belangrijke allermooiste beginzin te pakken hebt. Tenzij je terug kunt vallen op eeuwenoude formules, die je met een kwinkslag nieuw leven in kunt blazen.
Cees Fasseur deed het in zijn biografie Juliana & Bernard, het verhaal van een huwelijk. Onder invloed van 'boze fee' Greet Hofmans liep deze relatie uit op een nachtmerrie, maar het prille begin oogde als een sprookje. Een zeer klassiek sprookje zelfs, als we Fasseur mogen geloven.
Hij begint zijn kloeke boekwerk even gewaagd als voor de hand liggend: 'Er was eens een prinses op zoek naar een man. Haar zoektocht zou zeven jaar duren.'