Geen smoesjes bij schrijftwijfel

Na twintig jaar ervaring in de journalistiek dacht ik wel enige kennis van schrijven te hebben. Totdat ik een masterclass ‘reportage schrijven’ volgde onder leiding van Gerard van Westerloo.

Deze journalist was berucht én befaamd om zijn indringende reportages in Vrij Nederland. Gerard van Westerloo koos voor alledaagse onderwerpen, sprak met de mensen waar het om ging en hing lang rond op één plek. 

Inmiddels is hij helaas overleden, maar hij leeft in vele harten voort als een belangrijke leermeester voor diepgravende journalistiek. 

Met het oog van de meester zo strak op mij gericht deed ik extra mijn best op een verhalende reportage over pionierende Nederlandse ondernemers, die een Italiaanse ‘agriturismo’ hadden overgenomen.

Maar Van Westerloo maakte korte metten met mijn verhaal.

Het kon preciezer, duidelijker en vooral veel spannender. Misschien was hij ook narrig. Tijdens zijn training was ik namelijk gewisseld van onderwerp. Mijn oorspronkelijke plan was een reportage over drinkende jongeren in zuipketen op het platteland.

Een supergoed idee voor een verhaal, had hij gezegd.

Bijna alsof hij het idee zo goed vond dat hij het zelf graag had willen uitvoeren. Maar bij nader inzien vond ik het te ingewikkeld om toegang te krijgen tot zo’n keet. 

De schrijftwijfel sloeg toe. Dat mijn moeder enkele weken daarvoor was overleden vond ik een goed excuus om het mezelf wat makkelijker te maken met een ander onderwerp. 

Van Westerloo reageerde meestal goedmoedig, maar kon ook uit de hoek komen met vlijmscherpe opmerkingen. 

En dat heb ik geweten, want hij torpedeerde mijn uitvlucht. Ik had onder geen beding van onderwerp mogen wisselen, want geen enkele omstandigheid rechtvaardigt een minder goed verhaal. 

Het was een harde les van Van Westerloo, die ik op dat moment niet wilde horen.

Achteraf denk ik dat hij gelijk had. Je moet niet terugschrikken als het lastig wordt. Je traint je schrijfspieren door meters te maken en nieuwe werelden te verkennen. 

Dat betekent de uitdaging aangaan, ook als de stemmetjes in je hoofd je weer terugduwen naar je veilige hok.

Na afloop van de training dronken we een borrel.

Van Westerloo kwam bij me staan. Terloops vertelde hij me dat hij een boek had geschreven over zijn overleden moeder. Hij had haar nooit goed gekend, dus hij was na haar dood in haar verleden gedoken. 

Het boek droeg de aandoenlijke naam Roosje. Het was alsof hij me op de valreep nog een suggestie voor een nieuw verhaal gaf. 

Dit idee heb ik inderdaad uitgevoerd: een boek over het leven van mijn overleden ouders, uitgegeven in eigen beheer. Het was mijn allereerste boek. 

In mijn schrijversleven sloeg ik daarmee een nieuwe weg in. Zo had de meester me alsnog een zetje gegeven. En zijn lessen over toewijding en precies schrijven heb ik goed in de oren geknoopt.