Na een lange avond waarop lief en leef gedeeld was, stonden we bij de voordeur om afscheid te nemen. Iemand had me ineens gevraagd: “O, hoe gaat het eigenlijk met jou?”
Niemand had me eerder op deze avond gevraagd hoe het met mij was. Ik was namelijk steeds degene geweest die nieuwe vragen stelde. Als ik zelf iets naar voren bracht, werd mijn verhaal al snel overgenomen.
“O ja, dat heb ik ook eens meegemaakt, toen ik...”
Dat gaf mij het gevoel dat ik niet gezien en gehoord was. En dat voelde raar, want we hadden uren samen doorgebracht. Met mijn achtergrond in de journalistiek ben ik geneigd om veel vragen te stellen.
Lange tijd heb ik gedacht dat daardoor uiteindelijk wel een gesprek op gang komt, waarbij de ander ook geïnteresseerd is in mijn verhaal.
Het komt vaak neer op eenrichtingsverkeer.
Omdat de ander er niet naar vraagt. Omdat de ander vol zit met zijn eigen sores. Of gewoon omdat de ander er niet bij stilstaat dat jij misschien ook iets te vertellen hebt.
Dat voelt niet prettig.
Zichtbaar zijn, dat is voor mij best wel een worsteling. Ook als ik met mensen ben die me dierbaar zijn.
Uiteindelijk draait een gesprek niet om ‘je verhaal mogen vertellen’, maar om echt contact maken. Snap jij echt wat de ander te zeggen heeft? Voelt de ander zich prettig met jou?
Dus ik luister goed naar wat de ander te vertellen heeft.
Ik heb een aantal ‘vragen’ paraat om het gesprek te verdiepen. Hoe heb je die keuze gemaakt? Hoe kan ik dat voor me zien? Wat betekent dat voor jou?
Dan ontstaan waardevolle en verdiepende gesprekken. Van beide kanten, waardoor er wel degelijk wederkerige interesse ontstaat.
En dat voelt pas echt goed.