Taalknutselen

Afko’s, noemden we ze ooit heel toepasselijk. Aso, positivo, Brabo.

Taalkundige Camiel Hamans promoveerde er deze zomer op. Hij onderzocht hoe mensen nieuwe woorden in elkaar knutselen, zoals dit soort afkortingen. Ook pluisde hij uit hoe taalgebruikers nieuwe woorden in elkaar schuiven, zoals brusje en halvarine.

NRC Handelsblad publiceerde een interview met de man, dat ik met steeds roder wordende oren van plezier gelezen heb. 

Afko’s en mengwoorden gelden als buitenbeentjes in de wetenschap. 

Kolderieke taal waar de echte taalkundige zich niet mee bezig hoeft te houden, omdat er toch geen lijn in te ontdekken valt.

Zo simpel is het niet, zegt Hamans.

Neem het woord Zebo, een inwoner uit Zeeland. Of spebi: de term waarmee je in een bar een speciaal biertje kunt bestellen. Krankzinnige taaloprispingen. 

Maar het mooie is: we snappen zo’n nieuw woord vaak meteen. 

Hamans toont aan dat zelfs dit soort taalkronkels zich aan zeer strikte regels houden. De creatieve woordmakers zijn zich daar niet van bewust, maar handelen er wel naar. Remixen is de sleutel tot taalvernieuwing.

Met deze regels kun je ook je eigen woorden mixen.

Je voegt bijvoorbeeld achtervoegsels of voorvoegsels toe, zoals -ont of -factor. Zo ontstaat onthamsteren: jezelf van je gehamsterde spullen ontdoen. 

Je kunt ook compleet nieuwe woorden bedenken, namelijk plakwoorden. Mantelzorg bijvoorbeeld is ooit nieuw in elkaar gezet en inmiddels compleet ingeburgerd. 

Met deze nieuwe woorden kun je je lezer verbluffen en verrassen. Zo'n woord kan meteen raak zijn, zodat verdere uitleg overbodig is.

Wetenschopper bijvoorbeeld: een rebelse wetenschapper. Wie mooie voorbeelden heeft van creatieve taalvondsten, laat het me weten. Vooral de maffigheden natuurlijk. Ik lees ze met rode oren.