Als ik na mijn studie wat minder avontuurlijk was geweest, had mijn leven er totaal anders uitgezien. Maar ik koos niet voor de veilige weg. De keuze om mijn studentenkamer in Nijmegen te verruilen voor een zolderkamer in een afgelegen lintdorp zette niet alleen mijn leven op zijn kop, maar confronteerde me ook met mezelf.
Na mijn studie Nederlands stuurde ik sollicitatie na sollicitatie de deur uit voor een baan in de journalistiek. De afwijzingen bleven komen, totdat ik eindelijk werd aangenomen bij een grote regionale krant aan de andere kant van het land. Ik was dolblij, maar mijn allereerste baan had een prijs: ik moest verhuizen naar een afgelegen lintdorp met een paar honderd inwoners.
De enige beschikbare woning? Een zolderkamer met een keukentje boven een garage, bereikbaar met een vlizotrap. De kamer was gelukkig al grotendeels gemeubileerd, want meubels over deze trap naar boven sjouwen was bijna onmogelijk.
Vanuit dit nieuwe onderkomen op het platteland keek ik uit op een stille vaart en weilanden met grazende koeien. Het bruisende sociale leven dat ik in Nijmegen had opgebouwd, was ver weg. Zelfs praktische dingen als parkeren waren spannend langs de smalle dorpsstraat; de gedachte dat mijn auto in de besneeuwde vaart zou glijden, hield me die eerste wintermaanden vaak bezig.
De eerste werkplek
Je eerste baan zet de toon voor hoe je werk later zult zien. Ik leerde dat je alles doet voor je vak – niet alleen dag en nacht, maar ook in de meest beroerde weersomstandigheden. Als er iets nieuwswaardigs gebeurde, lette niemand op de tijd. Werkuren of opbrengsten werden sowieso nauwelijks besproken.
Vaak was het niet duidelijk waar collega’s de hele dag uithingen, zelfs niet als ze dagenlang buiten beeld waren. Ik was pas 24 jaar, maar bij gebrek aan leidinggevenden was ik vaak wekenlang de enige redacteur die beschikbaar was voor de redactionele leiding over onze dagelijkse drie nieuwspagina’s.
De werkomgeving was chaotisch, met veel gekkigheid en gedoe. Er waren collega’s die uit de bocht vlogen met hysterische verhalen over opgerolde drugslabs, of die kinderlijke grappen uithaalden met semafoons. Er was volop alcohol rond de werkvloer, er waren intimiderende opmerkingen en er werd veel geroddeld. Het was een wereld die me voortdurend uitdaagde om flexibel te zijn en niet bang te zijn voor onverwachte situaties.
Een wereld vol verhalen
De redactie gaf me ook veel vrijheid om mijn eigen verhalen te vinden en daagde me uit om creatief te zijn. Dagenlang reed ik in mijn rode autootje door de regio, op zoek naar bijzondere mensen en gebeurtenissen. Zo ontmoette ik een kluizenaar die al jaren in een zelfgebouwde hut woonde, een vrouw die beweerde dat bomen met haar spraken, en kunstenaars die kunst maakten van oude grafzerken.
Deze ontmoetingen aan de rafelranden van de samenleving waren een openbaring. De mensen die ik sprak, leefden compleet anders dan ik, vaak buiten de maatschappij of zelfs tegen de stroom in. Hun verhalen verrijkten niet alleen mijn werk als journalist, maar gaven me ook een nieuwe kijk op de wereld.
Het onbekende omarmen
Weer thuis op mijn zolderkamer keek ik eenzaam naar de weilanden en de enorme wolkenluchten. Het voelde alsof ik als een maanmannetje was gedropt in een onbekende wereld, waar ik de regels niet kende. Muziekfestivals waarbij de muziek alleen de aanleiding vormde om je samen lam te drinken, daar begreep ik bijvoorbeeld niets van.
Ik hield het er dan ook niet lang vol. Binnen drie maanden verhuisde ik naar een iets groter dorp, waar ik een eigen flatwoning kon huren. Nog eens anderhalf jaar later kreeg ik een overplaatsing aangeboden naar een andere dichtbevolkte regio. Die kans greep ik met beide handen aan.
Toch heeft die eerste periode op het platteland mij enorm gevormd. Ik ontwikkelde niet alleen mijn journalistieke vaardigheden, maar ook mijn persoonlijke kracht om te improviseren.
Door de veilige weg te verlaten en nieuwe ervaringen op te doen, ontdekte ik wie ik werkelijk was. Ik leerde op mezelf te vertrouwen.