"Aan het eind van de zomer zijn we allemaal overprikkeld", zo citeerde een verslaggever dit weekeinde een student in NRC. Volgens de voorspellingen wordt dit de zomer van de ingehaalde feesten, reizen en concerten. Na de barre coronawinter volgt de warme summer of love.
De knaldrang lonkt.
Zou het?
Zelf kruip ik behoedzaam uit de cocon van het beige bestaan. En tegelijkertijd was ik nieuwsgierig wat een eerste museumbezoek met mij zou doen. Fijn om je eigen proefkonijn te zijn.
Een half uurtje nadat het Kunstmuseum in Den Haag zijn deuren weer had geopend, liep ik naar binnen. Ik zette mijn voelsprieten uit, die nog behoorlijk verdoofd zijn. Ik tastte af, alsof ik een hernieuwde wereld betrad.
Wat me vooral trof was dat ik geen idee had wat ik hier zou aantreffen.
Misschien was het ook wel juist dat gevoel dat ik de afgelopen maanden gemist had. Dat je op je instinct moet vertrouwen. Dat je spontaan in een onbekende wereld belandt. Dat je spanning voelt, omdat je weer op jacht gaat naar dingen om snel sprongen te maken in je geheugen.
De grootste verrassing kwam bij een grote zaal vol schilderijen en totems van de Franse kunstenaar Gaston Chaissac. De kunstwerken waren bij nader inzien een oude deur en boomstronken, die beschilderd waren met gezichten en mythische symbolen.
Voor mij waren ze ineens bezield.
Niemand zag het, maar achter mijn mondkapje viel mijn mond open. Onverwacht gegrepen worden door iets indrukwekkends. In het Engels noemen ze dat awe. Je kunt er geen taal voor vinden. Het roept vragen op.
En dat is precies waar het over gaat. Want juist omdat er nog allerlei vragen open blijven staan, worden de draadjes in je geheugen nog niet afgehecht.
Je kunt erop blijven kauwen. Langdurige verwondering. Dat is wat ik iedereen weer gun.