Onze schoonmaakster heeft een nieuwe activiteit: bananenbomen verbouwen. Niet bij haar thuis, maar in onze tuin.
Dit tropische experiment begon met een doos vol kneusjes. Aan het begin van de coronatijd had ik plantjes besteld die onder die noemer verkocht werden. Al snel werd er een grote doos met een stuk of tien plantjes bezorgd.
Onze schoonmaakster herkende er wel een paar: in haar geboorteland Suriname woekerden ze volop om het huis.
De plantjes deden het goed, behalve één. Wat ik ook deed, elk nieuw blad kreeg een flinke bruine rand.
Een kneus-kneus.
Wat moet ik hiermee doen, vroeg ik aan onze hulp, die over fabelachtige groene talenten beschikt.
Eerlijk gezegd had ik zelf het plantje op dat moment al lang opgegeven. Vaardig checkte ze of de aarde wel vochtig genoeg was. Ja, dat was in orde.
Hij moet in een grotere pot, besloot ze. Het kwijnende plantje had ruimte nodig voor een groeisprong.
Het half verdorde hoopje bleek namelijk een bananenboom te zijn.
Voordat ik iets kon zeggen had ze in de tuin al een lege pot gevonden om de plant meer leefruimte te geven.
Zo'n plant toont direct dankbaarheid als hij zich in goede handen weet. Ineens kreeg hij nieuwe scheuten. En daar bleef het niet bij, want ze ontdekte dat er nog twee piepkleine frisgroene plantjes bijkwamen in de pot. Die gaf ze meteen een nieuwe plek in onze tuin.
Nu is het wachten op een klamme zomer om de nieuwe bananenboom zich nog meer thuis te laten voelen in onze Hollandse achtertuin.
Andere ogen doen wonderen. Je hebt soms de blik van iemand anders nodig om verder te komen.